Hoe jonge kinderen leren - breinontwikkeling
Hoe leert een kleuter en hoe sluit je daar in je klas op aan? Leren kleuters op dezelfde manier als kinderen in hogere groepen? Wat verandert er in de manier waarop zij leren en wanneer? Is er een duidelijke grens te trekken tussen de kleutergroep en groep 3?
De antwoorden op deze vragen vind je in de breinontwikkeling van het kind. Ik neem je hier graag in mee.
Het brein van jonge kinderen is volop in ontwikkeling. Als je het brein van een kind vergelijkt met een computer, zou je kunnen zeggen dat de hardware in de eerste levensjaren wordt opgebouwd. Dit duurt tot de leeftijd van een jaar of 6 / 7. Bij het ene kind zal het sneller gaan en bij het andere kind zal het langer duren.
De kinderen ontwikkelen in deze periode onder andere:
- het vermogen tot aandachtig kijken en luisteren
- het spraakvermogen
- het geheugen
- motorische vaardigheden
Als deze basis stevig is, de hardware is er, dan kan de software worden geïnstalleerd: taal en rekenen. Ga je echter te snel, dan zal de computer vastlopen, ofwel, het kind loopt vast. Zo lang een kind bijvoorbeeld zijn lichaam onvoldoende kan controleren, heeft het onvoldoende lichamelijke vaardigheden die nodig zijn om in de klas te kunnen leren.
Als we kijken naar de kinderen in onze groepen, zien we dat dit gaat over de leeftijd van de kinderen in groep 1/2, groep 3 en regelmatig ook nog groep 4. Als je je daarbij bedenkt dat er in groep 3 kinderen zitten die nog 6 jaar moeten worden, vraagt dit alles iets van ons onderwijs.
Bij de breinontwikkeling van het jonge kind past het leren in het driedimensionale, vanuit nieuwsgierigheid en met alle zintuigen. Het kind leert op een speelse manier, ofwel, door te spelen. Voor kinderen in groep 3 en deels ook 4 is dit dus ook nog heel belangrijk.
Daarnaast speelt de motorische ontwikkeling een grote rol. Spontane beweegkansen op jonge leeftijd zijn nodig om de primaire reflexen (vraag 14 en 15 in het Vraag en antwoordboek van Krullenbol) onder controle te krijgen. Dit duurt tot de leeftijd van een jaar of 7/8. Wanneer sommige reflexen onvoldoende geremd worden door te weinig beweegkansen, zal dit de verdere ontwikkeling van het kind beïnvloeden. Het kind beweegt minder efficiënt en de reflexen zullen het functioneren van het lichaam ongewild verstoren. Dit zien we steeds vaker. Kinderen bewegen door het gebruik van allerlei luxe en digitale middelen te weinig. 1/3 Van hen haalt de beweegnorm zelfs niet! Op school zien we kinderen die met hun neus op het papier hangen tijdens het werken aan een taak, van hun stoel afglijden (bij het gaan zitten ineens neerploffen als ze de stoel bijna raken is een teken van het nog niet op een stoel kunnen zitten), niet stil kunnen zitten.
Van kinderen in de kleutergroep, maar ook in groep 3 en in sommige gevallen groep 4 kun je motorisch gezien nog niet verwachten dat ze langere tijd op hun stoel zitten. Jonge kinderen, en met name jongens, hebben nog veel beweging nodig.
Dit betekent dat we op school nóg meer moeten bewegen. Veel bewegen in de kleutergroepen, maar dus ook nog in de groepen 3 en 4 is zeer belangrijk: kruipen, rollen, oefeningen waarbij de middellijn wordt gekruist, springen, hinkelen, huppelen, schommelen, klimmen en klauteren.
Als je Erik Scherder wel eens hebt gehoord, dan weet je hoe belangrijk bewegen voor de mens is. Het stimuleert de zenuwcellen en zorgt ervoor dat er goede verbindingen ontstaan in de hersenen. Zijn er goede verbindingen, dan ben je beter in staat vlot nieuwe vaardigheden aan te leren.
Nu we dit weten, kunnen we ons onderwijs hierop aanpassen. In de kleutergroepen wordt gespeeld en bewogen en ook in de groepen 3 en 4 wordt gezocht naar manieren waarop de kinderen op een speelse wijze leren, beweegkansen krijgen aangeboden en waar gevarieerd wordt in werkvormen. Actief bezig zijn met coöperatieve werkvormen bijvoorbeeld of een beweegdictee buiten of op het leerplein. Dat is wat aansluit bij de manier waarop jonge kinderen (tot ergens in groep 4) leren. En natuurlijk zitten hier elementen in die ook voor de groepen daarna zinvol zijn. Al mogen we dan verwachten dat een kind wél langer op zijn stoel kan zitten, stil kan zitten en toe is aan het 'schoolse' leren. Het spelend leren gaat dan over naar bewuste leeractiviteiten.
Leren leren - de Leeruitdaging voor jonge kinderen
Als kind speelde ik dagenlang buiten. Het spannendst was dat als het donker werd en we met alle buurkinderen verstoppertje speelden in onze tuinen en op straat. Er was geen volwassene die ons in de gaten hield.
Tegenwoordig worden veel kinderen van de ene naar de andere georganiseerde activiteit gebracht en begeleid door een oplettende volwassene. En als kinderen al eens worden 'losgelaten' hebben ze altijd een mobiele telefoon bij zich zodat ze regelmatig kunnen laten weten waar ze zijn. Geen wonder dat kinderen steeds afhankelijker worden van hun curlingouders! (Uit: De Leeruitdaging voor jonge kinderen)
Of misschien wel van mij, de curlingleerkracht? Aan hoeveel 'curling' maken we onszelf schuldig? We willen de kinderen zelf laten nadenken, onderzoeken, problemen laten oplossen en tegelijkertijd bieden we een helpende hand, grijpen in of maken een opdracht eenvoudiger.
Kinderen blijken vaak voor de eenvoudigste optie te kiezen. Voor wat ze goed kunnen, krijgen ze een compliment en dus gaan ze, vanuit die ervaring, voor de taak of opdracht die hen het gemakkelijkst afgaat. Ze worden door ons, onbewust, aangemoedigd om de gemakkelijkste weg te kiezen. Juist wanneer kinderen 'wankelen', zich buiten hun comfortzone bevinden en doorzetten, leren ze. Ze gaan de Leerkuil in en gaan de Leeruitdaging aan. (Nottingham, 2019)
Aan ons de taak om kinderen juist voor uitdaging te laten kiezen door deze zo aantrekkelijk mogelijk te presenteren en ze zo af te laten dalen in de Leerkuil.
Eenvoudig is saai; uitdaging is interessant
Het stellen van de juiste vragen, het geven van op groei gerichte complimenten en het stellen van de juiste doelen, gekoppeld aan feedback, zorgen ervoor dat kinderen leren, heel veel leren. Ze krijgen plezier in het leren en wíllen leren: intrinsieke motivatie.
De leeruitdaging voor jonge kinderen
Diep leren in de Leerkuil
In De Leeruitdaging voor jonge kinderen laten James en Jill Nottingham je zien hoe je jonge kinderen kunt leren om te leren. Je kunt kinderen diep laten leren als je ze door een Leeruitdaging begeleidt. De Leeruitdaging bestaat uit vier fasen:
1. Concept - Je praat met de kinderen over een begrip of concept
2. Cognitief conflict - Kinderen hebben meerdere ideeën over het concept die met elkaar in tegenspraak lijken. Dat geeft frictie: 'Huh, hoe zit dit?' De kinderen zitten in de Leerkuil.
3. Betekenisgeving - Kinderen klimmen uit de Leerkuil, eventueel met wat hulp.
4. Reflectie - Kinderen denken na over wat ze hebben geleerd.
De Leerkuil, een metafoor om het proces van leren voor kinderen vorm te geven, bedacht door James Nottingham, vormt de kern van de Leeruitdaging. Deze metafoor werkt goed. Kinderen bevinden zich buiten hun comfortzone; het is een ongemakkelijke situatie. Als ze ondervinden dat dit een deel is van het leerproces, zullen ze eerder een growth mindset ontwikkelen.
Ik bekeek De Leeruitdaging voor jonge kinderen van uitgeverij Bazalt. Een prachtig, stevig, dik boek vol informatie over het leerproces. In het boek lees je hoe je kinderen bewust kunt maken van leren, je leest over het inzetten van leerdetectives (leuk!) en hoe kinderen reageren op uitdaging (waarom kiezen ze vaak voor de makkelijkste weg?). Er wordt verteld dat het belangrijk is kinderen te leren hoe ze moeten denken en hiervoor worden oefeningen aangereikt. Ook lees je hoe je goede vragen kunt stellen en kinderen kunt stimuleren tot het stellen van goede vragen. In de laatste hoofdstukken wordt ingegaan op mindset, complimenten, feedback en leerdoelen.
Het doel van de Leeruitdaging is kinderen te helpen nadenken en praten over hoe ze leren. De kern van de Leeruitdaging wordt gevormd door het opzettelijk en op strategische wijze veroorzaken van een cognitief conflict bij de kinderen. In het boek wordt uitgebreid beschreven hoe je dit doet. In (kring)gesprekken worden vragen gesteld die de kinderen aanzetten tot denken en waar verschillende antwoorden op mogelijk zijn (een concept). De kinderen hebben meerdere ideeën die nog niet helder of geordend zijn en tegenstrijdig zijn: een cognitief conflict. De spanning tussen deze tegenstrijdige ideeën zorgt ervoor dat kinderen dieper en langer nadenken over het concept. Ze komen in de Leerkuil terecht. Enkele voorbeelden voor concepten en voorbereide vragen:
Aardig zijn
- Moet je altijd aardig zijn?
- Is het altijd aardig om met iemand te spelen wanneer hij of zij dat wil?
- Hoe ziet aardig zijn eruit?
- Moeten we altijd aardig doen tegen iedereen?
Thuis
- Wat is een thuis?
- Wat is het verschil tussen een huis en een thuis?
- Waarom wonen mensen in verschillende soorten huizen?
- Wat is er nodig om van iets een thuis te maken?
- Heeft alles een thuis nodig?
- Wat is er bijzonder aan jouw huis?
De Leeruitdaging voor jonge kinderen is een zeer interessant boek dat ik in één keer uit wilde lezen. Ik heb nieuwe dingen geleerd en momenten van bevestiging gehad. Het boek deed me regelmatig denken aan IPC, waar wij op school mee werken. Tijdens de IPC trainingen hebben we veel informatie uit dit boek gekregen, want ook tijdens IPC duiken de kinderen de Leerkuil in en ben jij als leerkracht vooral coach. Door het stellen van de juiste vragen en het geven van feedback tijdens het leerproces, komen de kinderen een stapje verder. Ook zag ik overeenkomsten met het voeren van een filosofisch gesprek, waarbij je de kinderen soortgelijke vragen stelt die aanzetten tot nadenken. Het boek is vooral gericht op communicatie: het stellen van vragen, het geven van complimenten en feedback. Het gaat over het voeren van gesprekken met kleine groepjes kinderen, het voeren van kringgesprekken, het naar elkaar luisteren en het begeleiden van gesprekken tussen kinderen. Het boek gaat echt in op de kinderen leren leren, ook als ze nog jong zijn.
Voor mij blijft de vraag: hoe zorg ik ervoor dat de kinderen diep leren tijdens het (fantasie)spel in de hoeken? Hoe krijg ik ze dan in de Leerkuil? Welke opdrachten geef ik (of juist niet) en welke vragen stel ik. Hoe richt ik de leeromgeving zo in dat de kinderen uit zichzelf de uitdaging aangaan? Als ik wat langer nadenk over de informatie die ik heb gekregen, vind ik hier wel een antwoord op, maar ik zou zo graag specifieke voorbeelden krijgen gericht op het leren tijdens (vrij) spel, gekoppeld aan de informatie die het boek geeft.
Ik heb zin om wat ik nu weet in de praktijk te brengen en met de activiteiten die in het boek staan beschreven aan de slag te gaan. Een leuke activiteit om het denken te stimuleren, uit het boek:
Zet een voorwerp op een stoel. De kinderen gaan proberen het voorwerp naar de vloer te verplaatsen zonder zelf het voorwerp of de stoel aan te raken. Het voorwerp moet veilig en zonder beschadigingen op de vloer terechtkomen.
Leuk toch! Hierin kunnen de kinderen zeker hun creativiteit kwijt.
Je vindt De Leeruitdaging voor jonge kinderen bij uitgeverij Bazalt.