thema's en lesideeën voor kleuters | juf Anke

Coöperatief leren

Activerende werkvormen

De kleuters zitten in de kring. De activiteit duurt lang. Er wordt gewiebeld en gefriemeld. De eerste kinderen haken af …
Hoe kun je ervoor zorgen dat alle kinderen betrokken zijn en actief meedoen met de activiteit? Deze vraag kwam steeds vaker in me op. Daarom ging ik op zoek naar andere werkvormen.

Werkvormen waarbij de hele groep actief bezig is. Niemand kan achterover leunen! De werkvormen die ik gevonden heb voor coöperatief leren en activerend leren, verzamel ik hier, zodat ook jij ermee aan de slag kunt gaan.

Ik start elke activiteit met een korte terugblik naar de vorige. Bij de activiteiten uit de projecten van Kleuteruniversiteit gaat dat heel makkelijk, want daarin staat een prentenboekverhaal centraal en blik je even terug op dat verhaal: waar zijn we ook alweer gebleven in het verhaal? Vervolgens geef ik een korte instructie. Daarna gaan de kinderen zelf aan de slag, nog wel onder begeleiding van mij. Hiervoor zet ik een activerende of coöperatieve werkvorm in, bijna altijd met concreet materiaal voor elk kind.
Nadat de kinderen zelf hebben geoefend, evalueren we in de kring. Als ik merk dat de kinderen de activiteit nog lastig vinden, geef ik nog eens een korte instructie en oefenen de kinderen opnieuw.

Activerende werkvormen

Op zoek naar …
Nadat je de kinderen een korte instructie hebt gegeven over bijvoorbeeld het seriëren van stukjes touw, geef je elk kind materiaal (een stuk touw) uit de les. Deel het materiaal uit terwijl de kinderen in de kring zitten en vertel hen dat ze ervoor zorgen dat niemand ziet wat ze krijgen. Wanneer iedereen wat heeft, geef je de opdracht.
Bijvoorbeeld:
– Ga naar iemand op zoek die een stuk touw heeft dat net zo lang is als dat van jou.
– Vorm een groepje van vijf kinderen met een stuk touw dat verschilt in lengte en ga op een rij staan van kort naar lang.
– Geef vijf kinderen die elk een andere lengte touw hebben een vaste plek in het lokaal. Vraag de groep op zoek te gaan naar het kind dat het stuk touw heeft dat even lang, langer of juist korter is als dat van hen.

Wanneer alle kinderen hun plek gevonden hebben, controleer je samen of iedereen op de juiste plek staat.

Deze werkvorm kun je bij allerlei activiteiten inzetten. Je kunt de kinderen een stuk van een afbeelding geven en de kinderen op zoek laten gaan naar de andere stukken. Je kunt hen een afbeelding behorend bij een seizoen geven en groepjes laten vormen op seizoen, een getal geven en de kinderen op zoek laten gaan naar hetzelfde getal of juist een getal dat één meer of één minder is, groepjes laten vormen van 1 tot en met 5 enzovoorts.

Woorden wisselen
Na een instructie van een woordenschat activiteit, bijvoorbeeld over de seizoenen, geef je elk kind een woordkaart. De kinderen lopen met hun woordkaart door de kring. Als ze elkaar tegenkomen, wisselen ze informatie uit. Wanneer dit juist gebeurt, wisselen ze van kaart en lopen verder naar een ander kind.
Bijvoorbeeld:
– De kinderen vertellen elkaar wat er op hun kaart te zien is. Ze benoemen het woord en ruilen van kaart.
– De kinderen vertellen elkaar iets over dat wat op hun kaart te zien is. Ze geven de definitie en ruilen van kaart.
– De kinderen vertellen elkaar bij welk seizoen de afbeelding op hun kaart hoort. Daarna ruilen ze van kaart.

Aan de slag
Geef elk kind het materiaal dat tijdens de activiteit gebruikt wordt. Wanneer je bijvoorbeeld aan het tellen bent, geef je elk kind enkele teldopjes. De kinderen leggen deze voor zich op de grond en doen met jou mee. Geef de kinderen opdrachten.

Denk van tevoren na hoe je de activiteit zo in kunt richten dat elk kind mee kan doen en ga op zoek naar materiaal dat bij de les past én waar je veel van hebt, zoals knopen, dopjes, fiches … Zo kan elk kind meedoen.

Plaatsbepaling op je plek
Oefen de plaatsbepalende begrippen (op, onder, voor, achter, naast, links van, rechts van, in) door elk kind materiaal dat bij de activiteit past te geven. Geef de kinderen opdrachten met dit materiaal, waarbij ze de plaatsbepalende begrippen oefenen.

Zoek iemand die …
Laat de kinderen op zoek gaan naar iemand die … Deze werkvorm is leuk in plaats van de weekendkring. Geef de kinderen een duidelijke opdracht, zoals: zoek iemand die in het weekend naar de bioscoop ging (en vraag hem naar welke film). De kinderen lopen door de kring en gaan op zoek. Als ze iemand gevonden hebben, gaan ze zitten. Vraag klassikaal wie iemand gevonden heeft. Weet het kind ook welke film dit kind gezien heeft?

Coöperatief leren

Coöperatief leren betekent ‘samenwerkend leren’. Wanneer kinderen samenwerken, zijn ze actief bezig. De kinderen werken samen aan een opdracht en helpen elkaar om deze opdracht goed uit te voeren. De kinderen leren op deze manier niet alleen van de leerkracht, maar ook van elkaar. Er zijn verschillende coöperatieve werkvormen. Een aantal hiervan is voor de kleuters geschikt. Deze werkvormen worden hier beschreven.

Coöperatieve werkvormen

Mix & koppel
De kinderen krijgen een kaartje. Op dit kaartje staat iets wat bij het kaartje van een ander hoort, bijvoorbeeld jonge dieren en hun moeders of getallen en getalsymbolen. De kinderen lopen door de kring. Ze kijken naar de kaartjes van de kinderen die ze tegenkomen. Als ze een koppel vormen, gaan ze bij elkaar staan. Ga door tot alle koppels gevormd zijn.

Denken – delen – uitwisselen
De kinderen krijgen een opdracht of vraag. Ze denken hier kort over na en wisselen vervolgens informatie uit in tweetallen. Hierna worden de antwoorden klassikaal uitgewisseld.
Deze werkvorm is tijdens elke activiteit in te zetten. Je stelt de klas een vraag en laat de kinderen geen vingers opsteken, maar kort met elkaar overleggen.
Ook voor het begrijpend luisteren is deze werkvorm heel geschikt. Je leest een prentenboek voor en stelt op een gegeven moment de vraag: ‘Wat denk je dat er nu gebeurt?’ De kinderen denken even na, vertellen dit aan elkaar en vervolgens komen enkele antwoorden terug in de groep.

Flitsen
De kinderen gaan in tweetallen tegenover elkaar zitten. Het ene kind flitst de opdracht, het andere kind geeft antwoord.
Mogelijkheden zijn: woordkaarten van woorden die tijdens de woordenschatlessen aangeboden zijn flitsen en het woord benoemen, een aantal flitsen met je vingers en tellen hoeveel vingers er opgestoken worden, getallen flitsen, woordkaarten flitsen en vertellen wat de eerste klank van het woord is, woordkaarten flitsen en vertellen wat er op dit woord rijmt.

Om de beurt / Tweepraat
De kinderen zitten in tweetallen of kleine groepjes bij elkaar. Stel een vraag, bijvoorbeeld: Welke dieren hebben vier poten? Wat hoort bij de winter? Wat kan rollen? Wat hangt er in de kledingkast?
De kinderen mogen even nadenken en geven daarna om de beurt antwoord. Geef ze iets in hun hand dat het groepje rond gaat. Wie het voorwerp in zijn hand heeft, mag antwoord geven. Zo zien de kinderen wie er aan de beurt is.

Imiteer
De kinderen zitten in tweetallen tegenover elkaar. Het ene kind maakt of tekent iets wat het andere kind namaakt. Als dit goed gaat, plaats je een schot tussen de twee kinderen. Het ene kind vertelt het andere kind wat hij moet doen. Lukt het om hetzelfde te maken?

Puzzels
Verdeel de kinderen in groepjes. Geef elk groepje een aantal plaatjes. De kinderen leggen de plaatjes in de juiste volgorde en vertellen de groep hun verhaal.
Deze werkvorm is onder andere geschikt na het voorlezen van een verhaal. Kopieer enkele afbeeldingen uit het boek en laat de kinderen het verhaal in de juiste volgorde leggen.

Binnenkring – buitenkring
Maak een binnenkring en een buitenkring. De kinderen zitten nu tegenover elkaar. Stel een open vraag. De kinderen die tegenover elkaar zitten, wisselen informatie met elkaar uit. Op jouw teken schuiven de kinderen uit de binnenkring een plek op en wisselen informatie met het volgende kind uit.
Deze werkvorm is goed in te zetten als weekendkring. Laat de kinderen elkaar iets over hun weekend vertellen. Vraag vervolgens klassikaal of de kinderen kunnen vertellen wat het andere kind hen vertelde.

Wandel – Wissel uit
De kinderen lopen door de kring. Op jouw teken staan ze stil. Ze gaan bij het kind dat nu het dichtst bij hen staat staan. Stel een vraag of geef een opdracht. De kinderen wisselen informatie uit of voeren de opdracht uit.

Coöperatieve spellen

Coöperatieve gezelschapsspellen zijn echt heel leuk! De kinderen spelen samen tegen het spel. Ze kunnen alleen van het spel winnen als ze goed samenwerken. Geen enkel kind kan het verliezen van een ander, enkel verliezen of winnen ze samen van het spel.

Ik heb spellen van Sunny Games in de klas, zoals Max de kat en De geheime gang. Ook Djeco heeft leuke coöperatieve spellen zoals Familou.

* Door op een spel te klikken, word je doorverwezen naar Bol. #affiliate

Groepjes maken – handige kaartjes

Als je de kinderen samen wilt laten werken, moeten er tweetallen of groepjes gemaakt worden. Hoe doe je dit? Laat je de kinderen zelf kiezen? Laat je ze samenwerken met hun vaste maatje? Tel je af? Maak jij de groepjes?

Ik maakte handige kaartjes om groepjes te maken. Met deze kaartjes vorm je snel tweetallen, drietallen of viertallen. De kinderen gaan op zoek naar hun ‘maatje(s)’. Het toeval bepaalt bij wie ze in het groepje komen. De groepjes zullen elke keer van samenstelling verschillen.

Download de kaartjes ‘groepjes maken’

groepjes maken kleuters
groepjes maken samenwerken
groepjes maken samenwerken