thema's en lesideeΓ«n voor kleuters | juf Anke

Gedrag

Prikkelverwerking

Een kleuter zit op zijn stoel te wippen in de kring, friemelt aan de trui van zijn buurman, roept ineens een antwoord door de klas, springt op en doet een dansje … waarom doet deze kleuter dat? Heeft hij een zwakke concentratie? Kan hij zijn impulsen niet beheersen en heeft hij moeite zichzelf te reguleren? Vindt hij de activiteit niet interessant? Is hij onder- of overprikkeld?

Gedrag is een complex iets, gedrag is meer dan je ziet. Wat zit er achter het gedrag van een kind? Ik vind gedrag een interessant onderwerp en ik blijf altijd zoeken naar het ‘waarom’. Wat wil het kind mij met dit gedrag vertellen? Waarom is hij niet met zijn aandacht bij de activiteit? Hoe komt het dat hij vaak aan anderen zit te friemelen? Waarom roept hij door de kring? En de belangrijkste vraag: Hoe kan ik hem nu helpen?

Prikkelverwerking

Bij uitgeverij Pica zag ik het boek: Wiebelen en friemelen in de klas. De tekst op de achterkant sprak mij meteen aan. Dit boek laat zien hoe nuttig het is om te wiebelen en friemelen in de klas. Het vertelt je meer over zintuigelijke prikkelverwerking en laat je door een zogenaamde ZiP-bril anders naar kinderen kijken. Zo kun je snel, eenvoudig en met meer begrip reageren op het gedrag van de kinderen in je groep.

Wat is zintuiglijke prikkelverwerking?

De hele dag door, elke minuut, elke seconde, komen prikkels bij ons binnen. Deze prikkels worden geregistreerd door de zintuigen, bijvoorbeeld je ogen of je neus. In je hersenen wordt bepaald hoe belangrijk de prikkels zijn. Aan onbelangrijke prikkels wordt verder geen aandacht geschonken, aan belangrijke prikkels wel. Op dat moment wordt je je van deze prikkel bewust. Bijvoorbeeld van een mooi lied dat je hoort op de radio, de kat die miauwt omdat hij honger heeft of de geur van de cake in de oven die bijna klaar is. Nadat de prikkel aangekomen is in je hersenschors, volgt een onbewuste of bewuste reactie.

Stel je voor dat je alle prikkels die je de hele dag door binnenkrijgt voelt, ruikt, hoort, ziet, ervaart … Gek zou je worden! Gelukkig worden de prikkels in de hersenen verwerkt en als dit goed verloopt kun je prettig functioneren.

Wat nu als deze prikkelverwerking niet goed verloopt? Je krijgt te veel prikkels binnen en voelt de hele dag je kleding zitten, je wordt afgeleid door het geluid van een zoemende lamp en het tikken van de klok, je blik wordt constant getrokken door mensen die voorbij komen en je vangt tijdens een gesprek woorden op van de gesprekken om je heen. Je krijgt te veel prikkels binnen en bent overprikkeld.

Of je voelt niet dat je kleding gedraaid zit, je hoort niet dat de kraan druppelt, je schrikt wanneer je over wilt steken: die fietser had je niet zien aankomen. Je laat de post op de deurmat liggen, want die valt gewoon niet op, maar de krant pak je er wel tussenuit en in een overvol cafΓ© kun je prima een gesprek met iemand voeren. Er worden te weinig prikkels doorgelaten en je bent onderprikkeld.

Overprikkeling

Als je overprikkeld bent, kun je je minder richten op dat wat op dat moment echt van belang is. Je krijgt te veel prikkels binnen. Er is sprake van een overload. Het is heel vermoeiend als je overspoeld wordt door zo veel prikkels. Het kost energie en is vaak zelfs pijnlijk (bijvoorbeeld bij aanraking en geluiden).

Een kind dat overprikkeld is:
– schrikt wanneer er een stoel verschoven wordt en blijft hier nog een tijdje hyper en afgeleid van.
– kan zich niet concentreren wanneer anderen praten.
– schrikt elke keer wanneer iemand hem aanraakt.
– kan goed stilzitten. Zolang hij blijft stilzitten achter zijn tafel, heeft hij minder last van dingen.
– kan zich moeilijk concentreren: doordat hij snel schrikt is hij een beetje hyper.
– kan zich moeilijk op de uitleg van de leerkracht richten. Hij hoort andere geluiden in en buiten het lokaal.
– is tijdens het stilzitten constant afgeleid.
– gebruikt altijd perfect geslepen potloden, want alleen die schrijven lekker.

Een kind dat overprikkeld is en in actie komt om de prikkelbalans te herstellen gebruikt strategieΓ«n om ervoor te zorgen dat er minder prikkels binnenkomen. Een kind dat overprikkeld is en niets doet heeft vooral last van de prikkels. Dit leidt hem erg af.

Onderprikkeling

Als je onderprikkeld bent, komen prikkels niet voldoende door, waardoor je niet op tijd actie onderneemt om eventuele schade aan je lichaam te voorkomen. Alleen heel sterke en voor jou interessante prikkels worden doorgelaten.

Een kind dat onderprikkeld is:
– heeft geen last van harde geluiden, maar hoort het ook niet wanneer hij geroepen wordt.
– wordt niet gestoord door anderen die even overleggen of ander geroezemoes.
– is soms een beetje ruw en onhandig in zijn bewegingen.
– kan zich moeilijk concentreren, hij is wat sloom en kan moeilijk alert blijven.
– komt moeilijk tot actie.
– wordt niet afgeleid door het zoemen van het digibord.
– leest hardop mee tijdens het stillezen.
– blijft doorschrijven met een potlood dat bot is.

Een kind dat onderprikkeld is en in actie komt zoekt prikkels op. Een kind dat onderprikkeld is en niets doet blijft slaperig. Hij is niet alert en komt moeilijk tot actie.

Bron: Wiebelen en friemelen in de klas

Wiebelen en friemelen in de klas

Monique Thoonsen en Carmen Lamp schreven samen het praktische boek Wiebelen en friemelen in de klas. Dit boek geeft je informatie over wat zintuigelijke prikkelverwerking (sensorische informatieverwerking) is, wat je ziet als een kind overprikkeld of onderprikkeld is en wat je als leerkracht kunt doen.

Het boek start met een deel met theorie. Heel helder beschreven, met mooie illustraties en duidelijke kaders met belangrijke informatie wordt verteld wat prikkelverwerking is en hoe deze verloopt. Meteen wordt gekeken naar jouw eigen prikkelverwerking en doe je een oefening om je hiervan bewust te worden. Je leert kijken door een ZiP-bril en ontdekt dat zintuigelijke prikkels er altijd zijn. Voor wie het interessant vindt, zijn er kaders met theoretische achtergronden en wetenschappelijk onderzoek. Geen taaie stof, maar echt boeiend!

Je ontdekt dat mensen prikkels op verschillende manieren verwerken en door een testje krijg je meer inzicht in hoe verschillend mensen kunnen reageren op dezelfde situatie. Meteen schieten er namen van kinderen en collega’s door mijn hoofd. Aha, daarom doet hij altijd zo! Ook zelf lees ik verschillende zeer herkenbare dingen. Ik vroeg me altijd al af waarom ik mijn autoradio uit zet als ik bijna op de plaats van een onbekende bestemming ben en wat lees ik:

‘Welke keuzes maak jij in de auto? Wanneer je de radio wel aan hebt, laat je die dan aan wanneer je in een onbekende stad rijdt en je bijna bij je bestemming bent? Of zet je de radio uit, omdat je je extra moet kunnen concentreren op bepaalde prikkels om het juiste adres te vinden? En stop je het gesprek met een passagier wanneer je bijna op de plaats van bestemming bent aangekomen? De overprikkelde persoon zal inderdaad de radio uitzetten en het gesprek stoppen.’

In dit deel wordt in duidelijke schema’s weergegeven hoe het gedrag van onder- en overprikkelde kinderen eruitziet. Daarnaast wordt dit nog eens uitgebreid beschreven. Door de herhaling, de handige schema’s en gekleurde vlakken met informatie blijft alles wat je leest goed hangen. Het boek leest echt heel fijn en is totaal niet moeilijk.

Deel 2 gaat in op de praktijk: Aan de slag! Je wordt aan de hand meegenomen in de te zetten stappen. Om te zien of de leerling over- of onderprikkeld is doorloop je een stoomdiagram. Hierin wordt ook duidelijk of deze leerling kalmerende of activerende strategieΓ«n nodig heeft. Wanneer je dit bepaald hebt, kun je aan de slag. De auteurs geven je een flink aantal strategieΓ«n die je in kunt zetten bij over- of onderprikkelde leerlingen. Een aantal strategieΓ«n kun je met de hele groep, klassikaal, oefenen en andere strategieΓ«n zijn voor het individuele kind. Ook wordt er ingegaan op de inrichting van het klaslokaal. Hoe richt je dit nu het best in? Overal hoor ik dat een rustige omgeving het best is, anders raken kinderen overprikkeld. Maar hoe zit dat dan met de onderprikkelde leerling? Valt hij niet ‘in slaap’ als het lokaal zo rustig ingericht is?

Waarom zit die kleuter te wippen op zijn stoel? Waarom friemelt hij aan de trui van zijn buurman? Na het lezen van Wiebelen en friemelen in de klas heb jij misschien het antwoord!

Dit handige boek heb ik in één week tijd twee keer uitgelezen. Ik vond het zo interessant en zo fijn geschreven! Met mijn ZiP-bril op loop ik nu door het lokaal en ik zie van alles.

Tijdens mijn opleiding, Master Educational Needs, en in boeken over autisme heb ik (gelukkig) eerder geleerd en gelezen over sensorische integratie, waardoor ik al anders naar de wiebelende en friemelende kinderen keek, maar dit boek heeft zeker nog wat toegevoegd en elke leerkracht zou dit moeten lezen, moeten wΓ©ten. Het verandert je handelen en het geeft je inzicht in je eigen reacties op kinderen. Een aanrader!

Wil je aan de slag? Bestel dan ook de hulpkaarten die Monique en Carmen bij dit boek maakten. Met deze kaarten, waarop activerende en kalmerende strategieΓ«n voor individuele kinderen Γ©n de hele groep staan, kun je meteen aan de slag. Ze zijn makkelijk mee te nemen en zo hoef je niet altijd door het boek te bladeren, op zoek naar een strategie.

Op zoek naar informatie voor thuis?
β†’ Lees over Wiebelen en friemelen thuis

Autisme

Sta jij er weleens bij stil hoe vanzelfsprekend je reageert op alles en iedereen om je heen? Hoe gemakkelijk dagelijks terugkerende dingen je afgaan, zoals opstaan, je aankleden, naar school of je werk gaan, een gesprek voeren en situaties inschatten? Ook niet raar: als alles goed gaat, ben je daar niet mee bezig. Bij iemand met autisme verlopen alledaagse dingen niet vanzelfsprekend. Hij ondervindt met grote regelmaat problemen. Hij reageert anders dan verwacht of vertoont onhandig of zelfs ongewenst gedrag. In het brein van iemand met autisme lopen dingen anders dan bij mensen zonder autisme.

Uit: Dit is autisme, van hersenwerking tot gedrag

Dit is autisme, van hersenwerking tot gedrag

Werk je met kinderen met autisme? Ben je bekend met de Geef me de vijf-methodiek? Dan is dit boek echt iets voor jou!

* Door op het boek te klikken word je doorverwezen naar Bol. #affiliate

dit is autisme

Van de auteur van Geef me de 5, Colette de Bruin, is een nieuw boek verschenen: Dit is autisme, van hersenwerking tot gedrag. Een heel interessant boek over het gedrag dat iemand met autisme laat zien gekoppeld aan de werking van de hersenen. Hiervoor heeft Colette de Bruin samengewerkt met neurobiologisch gedragswetenschapper dr. FabiΓ«nne Naber. Door dit boek krijg je veel meer inzicht in de complexe werking van onze hersenen. Je leest wat er bij mensen met autisme anders verloopt in de verschillende hersengebieden en begrijpt daardoor beter waarom zij op een bepaalde manier reageren. Naast deze informatie geeft het boek je ook praktische tips: Hoe te handelen? Hoe kun je helpen?

Dit is autisme heeft een duidelijke structuur. Elk hoofdstuk start met voorbeelden van gedrag. Je leest dingen uit de dagelijkse praktijk waar mensen met autisme tegenaan lopen. Doordat dit verhalen zijn van mensen met autisme, spreken ze aan en blijven ze hangen. Er ploppen meteen namen van kinderen in je hoofd op. ‘HΓ©, dat doet hij ook!’
Hierna volgt het stuk ‘Dit is autisme’. Hierin wordt de werking van het brein van iemand met autisme verklaard en de gevolgen daarvan voor zijn gedrag. Wetenschappelijk onderbouwd lees je nu waarom CASS (zo wordt iemand met autisme in dit boek genoemd) iets doet, op een bepaalde manier reageert.
Nadat je de wetenschappelijke onderbouwing hebt gelezen krijg je in ‘Dit is de aanpak’ concrete aanwijzingen hoe je kunt omgaan met onhandig en ongewenst gedrag. De aanpak is gebaseerd op de methode uit de boeken Geef me de 5 en Auti-communicatie.
Op deze manier word je in tien hoofdstukken meegenomen op een boeiende reis door het brein van iemand met autisme.

Dit is autisme is een interessant boek voor iedereen die al het een en ander over autisme gelezen heeft of met kinderen (of volwassenen) met autisme werkt. Doordat het boek inzoomt op de neurologische achtergrond van iemand met autisme, is het fijn dat je voorkennis hebt. Dit maakt het boek voor jou makkelijker leesbaar.

Prentenboek Anders

Ben je op zoek naar een boek om in de klas voor te lezen? Dan is Anders van Sam Loman een tip! Dit boek is geschikt voor kleuters, maar zeker ook voor kinderen uit de middenbouw. Hier vertel ik je wat meer over Anders.

Als je het boek Anders open slaat, zie je portretten van verschillende mensen. De één heeft eczeem, de ander mist een been en weer een ander heeft een kleine neus of dyslexie. Op de volgende bladzijde lees je de tekst: Voor iedereen die anders durft te zijn. Wat een mooie zin! Dat is ook meteen de kern van dit boek. Anders is anders en dat is voor hem heel gewoon. Hoe saai zou het zijn als iedereen hetzelfde was?

Anders is de hoofdpersoon in dit mooie prentenboek. Anders heeft autisme. In het verhaal lees je wat dat voor Anders betekent. Hij kan bijvoorbeeld niet zonder lijstjes, houdt niet van harde geluiden, fel licht en geuren. Hij houdt niet van veel mensen en van rommel. Hij houdt wel van dino’s. Daar weet hij veel vanaf. Anders heeft moeite om vrienden te maken en is liever alleen. Of samen met Skye, zijn hond. Anders doet elke dag hetzelfde, in dezelfde volgorde. Dat vindt hij fijn. Als dat niet lukt, wordt hij verdrietig, bang of boos. Dat heeft Anders even een momentje voor zichzelf nodig. Een lege pagina in het boek! Is Anders nu raar of gek?

In Anders laat Sam Loman op een prachtige manier zien wat er in een kind met autisme omgaat. Heel duidelijk wordt vertelt wat Anders doet, hoe hij zich voelt en waar hij wel en niet van houdt. De boodschap hierbij is dat iedereen wel iets heeft wat anders is. Anders zijn is helemaal niet gek! Een herkenbaar verhaal voor kinderen met autisme of klasgenootjes van deze kinderen. Hoe mooi zou het zijn als de kinderen na het voorlezen van dit verhaal wat meer begrip hebben voor elkaar?

* Door op het boek te klikken word je doorverwezen naar Bol. #affiliate

anders autisme prentenboek

Gouden tips voor een fijne sfeer

De afgelopen jaren heb ik heel wat opleidingen en cursussen gevolgd. Elke keer als ik thuis kom van een goede cursus denk ik ‘wauw, kon ik dat maar allemaal onthouden en nog liever: uitvoeren!’ Maar helaas, sommige dingen blijven hangen, andere informatie verwatert of verdwijnt.
Om de allerbeste gouden tips voor altijd te bewaren en te delen verzamel ik ze op deze pagina. Doe er je voordeel mee!

Meer lezen?

Bart Heeling post op LinkdIn mooie blogs over omgaan met allerlei gedrag en het goede zien in ieder kind. Een aantal blogs bundelde hij in een boek: Gewoon SpeciaalΒ 

kleuters groepssfeer

Tip 1 – Praat mΓ©t het kind in plaats van Γ³ver het kind

Kinderen met zorg in je groep? Wat ga je daarmee doen? Hoe ga je het kind helpen? Wie stelt het plan voor dit kind op?
Doe dit samen met het kind! Betrek de kinderen met zorg actief in hun eigen handelingsplan. Dit geldt vooral en is ook het makkelijkst te realiseren bij kinderen met gedragsproblemen en sociaal-emotionele problemen. Ga in gesprek met het kind vΓ³Γ³rdat je een plan opstelt. Geen tijd? Maak tijd! Het kind inzicht geven in zijn gedrag en samen een aanpak bedenken levert je later zoveel tijd op.
Hoe vaak zijn we niet met allerlei plannetjes bezig zonder dat het kind ervan weet?
Hoe pak je dit aan? Stel open vragen aan het kind, vat samen wat het kind zegt, vraag naar de ideale situatie. Hoe zou het zijn als alles morgen goed was? Beschrijf je dag dan eens… Bedenk samen hoe het kind naar deze ideale situatie toe kan gaan werken.
Meer informatie kun je vinden door te zoeken naar de oplossingsgerichte methode, de wondervraag, in gesprek met zorgkinderen.

Tip 2 – Toon je ‘warme kant’

Benader kinderen zoveel mogelijk vanuit je warme kant. Dit doe je door te benoemen waar jij warm van wordt. ‘Wat fijn dat jij rustig loopt in de gang!’ ‘Wat goed dat je dat meisje hebt geholpen met het dichtmaken van haar jas!’
Wanneer je de dingen die jij fijn vindt, die je graag wilt zien in je groep benoemt, ben je naar de kinderen toe heel duidelijk, positief en geef je de kinderen veel complimenten. Dit zal er (hopelijk) toe leiden dat andere kinderen dit gedrag overnemen. Ze horen van jou dat dit goed is en worden hiervoor beloond.
Positief gedrag belonen en negatief gedrag negeren hoort ook bij de benadering vanuit de warme kant. Bijv. ‘wat goed dat dit groepje al klaar zit!’ Je zult zien dat de andere groepjes ook klaar gaan zitten. Dit klinkt toch een stuk beter dan ‘groepje groen zit nog steeds niet stil!’.
Koude kant: ‘ssst’, ‘zit stil’ e.d.

Tip 3 – Laat kinderen elkaar aanspreken op storend gedrag

Je zit in de kring. Daar gaat een vinger de lucht in. ‘Juf, hij zit me te vervelen!’ Hoe reageer je?
Vraag niet het kind dat verveelt ermee te stoppen, maar laat het kind dat er last van heeft aan dat andere kind vertellen wat hem stoort met de vraag of hij ermee wil stoppen. Het kind spreekt de ander dus zΓ©lf aan.
Zo leren kinderen dat ze zulke problemen zelf op kunnen lossen en jij leert ze hoe ze dat moeten doen.
Zo ook bij het buiten spelen. Er komen twee kinderen die een conflict met elkaar hebben naar je toe. Ze praten druk door elkaar, tegen jou. Maar ze hebben dat conflict niet met jou, maar met elkaar! Vraag de kinderen tegen elkaar te zeggen wat er aan de hand is en kijk maar eens of ze het samen, met eventueel wat tips en sturing van jou, op kunnen lossen.

Tip 4 – Werk aan groepsvorming

Ieder jaar, na de zomervakantie, komt de groep weer bij elkaar. De groep kent elkaar al, dus dat zit wel goed, toch?
Nee! Ook bij bestaande groepen moet de groep na zo’n lange vakantie weer gevormd worden. Kinderen hebben elkaar een hele tijd niet gezien, zijn misschien wel wat veranderd. Ze maken ook kennis met een nieuwe leerkracht, jij. De kinderen moeten jou leren kennen, te weten komen wat jouw werkwijze is, wat jij prettig vindt enz. enz.
Bij kleuters ligt dit wel wat anders dan bij kinderen uit de hogere groepen. Kleuters zijn nog erg op zichzelf gericht en zich minder of niet bewust van hun positie in de groep.

Besteed de eerste week van het schooljaar aan groepsvormende activiteiten.Β 

β†’ Lees meer over groepsvorming en de gouden weken

Tip 5 – Parels & Puzzels

Werk aan een positieve groepssfeer door de dag te evalueren met de kinderen. Aan het eind van de ochtend en het eind van de hele dag bespreek je de parels en de puzzels. Jij geeft dingen aan en je laat de kinderen ook dingen noemen.
Parels: Complimenten, ook op karakter van kinderen, dingen die goed gegaan zijn (warme kant!).
Puzzels: Moeilijke dingen om nog aan te werken.

Tip 6 – Spreek je verwachtingen uit

Spreek positieve verwachtingen uit naar de kinderen. ‘Ik ben benieuwd of….’ Kinderen zijn zo extra gemotiveerd en horen bovendien dat jij (hoge) verwachtingen van hen hebt.
Niet: ‘Ik weet dat jullie het kunnen’.

Tip 7 – De luisterhouding

Een handige tip wanneer je iets uit wilt leggen of vertellen aan de groep. De luisterhouding: handen vast en stil aan tafel/ in de kring zitten. Spreek dit met de kinderen af en je hoeft ‘alleen nog maar’ te zeggen dat je de luisterhouding wilt zien, om rustig iets te kunnen vertellen. Met de luisterhouding heb je de aandacht van de kinderen beter.

Tip 8 – Formuleer de regels positief

Kinderen hebben behoefte aan orde, regelmaat en voorspelbaarheid. Ze willen weten wat jij van hen verwacht. Daarom zijn er regels. Regels zorgen voor rust en structuur. Regels kunnen gedragsproblemen voorkomen. Natuurlijk is het belangrijk dat regels nageleefd worden en dat er consequenties zijn wanneer dit niet gebeurt. Vertel de kinderen deze consequenties. Straf niet maar gebruik liever de methode van het logische gevolg. Wanneer kinderen iets vuil gemaakt hebben is het logisch gevolg dat ze dit opruimen, wanneer een kind het werk niet af heeft, is een logisch gevolg dat dit op een ander tijdstip afgemaakt wordt.

Waar voldoet een goede regel aan?
– samen opgesteld met de kinderen, zodat zij het nut van de regel inzien en de regel dus zinvol is
– kort en duidelijk
– niet te veel regels, ongeveer 5
– positief geformuleerd, d.w.z. niet in de “niet-sfeer”. Rustig lopen in de gang is beter dan niet rennen. Wat gebeurt er als je leest: denk niet aan de roze olifant? Je doet het wel! Zo werkt dat ook bij regels.
– niet te hoog gegrepenΒ 
– geen dubbele moraal
– leef de regels zelf ook na!
– aanpassing van de regels kan noodzakelijk zijn, bijv. bij een leerling met faalangst of iemand die héél nodig naar de wc moet
– vermijd straf na het overtreden van een regel, denk aan het logische gevolg

Regels voor in de klas of op het schoolplein
– Ik ben voorzichtig met de spullen van een ander
– In de klas praat ik zachtjes met andere leerlingen
– Ik behandel anderen zoals ik zelf behandeld wil worden
– Ik lach met andere kinderen, maar nooit om andere kinderen
– Als een ander praat ben ik stil
– Ruzies probeer ik eerst zelf op te lossen
– Als een kind iets doet wat ik niet wil zeg ik duidelijk: ‘hou op, dit wil ik niet’ of ‘wil je daar mee stoppen?’
– Ik loop rustig door de gang

Tip 9 – Beloon in het groot, corrigeer in het klein

Complimenten geven is heel belangrijk. Kinderen groeien hiervan. Het is beter veel positief te benaderen dan je te richten op het negatieve gedrag. Geef pluimen bovendien hardop en corrigeer kinderen zacht, zodat niet de hele groep dat hoort. Dit kan voorkomen dat een kind wat vaak negatieve aandacht krijgt, door de klas op een gegeven moment ook negatief benaderd wordt.
Probeer negatief gedrag te negeren wanneer dit mogelijk is en geef juist complimenten wanneer deze leerling iets goed doet. Door het geven van complimenten weten de leerlingen wat jij prettig vindt en van hen verwacht en hoe ze een taak uitgevoerd hebben. Ook is dit een vorm van aandacht die de kinderen nodig hebben.

Tip 10 – Geef effectieve complimenten

Geef liever geen complimenten in de zin van “goed”, “prima”, maar geef effectieve complimenten. Dit zijn complimenten op het proces en niet op het eindresultaat. Benoem wat het kind zo goed deed: tijdens deze taak heb je goed samengewerkt, wat knap dat je nu een half uur zelfstandig kon werken, je hebt echt goed je best gedaan, je hebt goed doorgezet, je hebt je goed geconcentreerd enz.
Geef geen ‘jij bent’ complimenten, zoals ‘jij bent zo slim’. Kinderen denken dat ze slim zijn en gaan hiernaar handelen. Bij een volgende taak willen ze weer laten zien dat ze zo slim zijn, maar ze zijn bang dat dit niet weer lukt, waardoor ze tegen de taak op gaan zien en hem slechter maken.
Zeg in plaats van ‘goed zo’: ‘Het is je gelukt!’ En zeg tegen kinderen die een tekening of knutselwerkje komen laten zien niet ‘goed zo’, maar ‘wat heb je gemaakt? Vertel eens!’ Kinderen willen graag aandacht voor hun werk en dat geef je ze zo op een betere manier.
Kinderen kunnen elkaar ook complimenten geven. Hier zijn verschillende spelletjes voor. Stimuleer het geven van complimenten aan elkaar.

β†’ Lees meer over op groei gerichte complimentenΒ 

Tip 11 – Observeer gewenst gedrag

Wanneer een kind ongewenst gedrag vertoont, observeer je een tijdlang de momenten waarop het kind gewenst gedrag vertoont. Wat laat het kind nu zien? Hoe zou het komen dat het nu wel lukt? Wanneer je dit gedrag observeert, kom je vaak bij de oplossing voor het werken aan / verminderen van het ongewenste gedrag. Je ziet wat het kind nodig heeft om gewenst gedrag te vertonen.

Tip 12 – Dat kan je NOG niet

Als een kind zegt ‘Dat kan ik niet!’, reageer dan met ‘Dat kan je NOG niet’. Kijk maar eens wat het toevoegen van dit ene woord bij jezelf doet.

Tip 13 – CreΓ«er rust

Onthoud: Klappen, hand omhoog etc. heb je eigenlijk helemaal niet nodig! Ga voor de groep staan en laat duidelijk zien dat je wilt beginnen. Wanneer kinderen dit weten, zal het vanzelf rustiger worden in de groep en krijg je de aandacht.

Andere manieren om stilte te creΓ«ren
– 3 Keer klappen.
– Je hand in de lucht steken. Kinderen die dit zien steken ook hun hand op en moeten stil zijn. Wacht tot iedereen de hand omhoog heeft en dan is het stil.
– EenΒ ritme gaan klappen. Kinderen die dit horen gaan meeklappen. Steeds meer kinderen zullen mee gaan klappen en wanneer je stopt met klappen is het stil.
–Β of zoals hierboven maar dan met bewegingen, ga zwaaien, armen omhoog en omlaag enz. De kinderenΒ die dit zien gaan meedoen en zijn stil. Dit is eenΒ leuke manier om de klas stil te krijgen die goed werkt en ook zorgtΒ voor wat beweging tussendoor!
– Een zelfverzonnen rijmliedje zingen. Bijv. Jongens, meisjes kijk eens even hier, dan doe je mij een groot plezier. Doe je handen maar over elkaar, dan zijn we voor de rekenles helemaal klaar… etc.
Kinderen vinden dit verrassend en grappig en je zult merken dat de hele klas binnen de kortste keren naar jouw liedjes luistert.
– Een vriendelijk klinkend belletje laten rinkelen.

Rust creΓ«ren
– maak na afloop van een activiteit met gebaren duidelijk dat de kinderen hun spulletjes terug in het laatje mogen doen of hun stoel uit de kring mogen zetten. Doordat je zelf stil bent, zullen de kinderen rustig op gaan ruimen.
–Β vertel al op zachte toon dat je iets gaat doen en dat de kinderen goed moeten kijken wat zij moeten doen. Gebaar bijv. dat de kinderen naar buiten mogen, dat ze het leesboek moeten pakken enz.
–Β wanneer de kinderen erg druk zijn laat ze zich dan even uitleven door bijv. rondjes op het speelpleinΒ te rennen, even bewegingen na te doen in de klas of een spelletje waarbij de kinderen elk op een stoeptegel gaan staan en tegelijk 5 tegels vooruit moeten, 3 terug en weer 4 vooruit enz.Β 
– laat de kinderen een minuut lang naar de secondewijzer van de klok kijken. Deze hele minuut moet het stil zijn in de klas.

En natuurlijk: zorg voor een net en opgeruimd lokaal. Een rustige omgeving zorgt voor rust bij de kinderen.

β†’ Lees meer op de pagina over mindfulness

Tip 14 – Kruip door je lokaal!

Bekijk je lokaal door de ogen van de kinderen. Ga eens op kleuterhoogte zitten en ‘kruip’ door je lokaal. Hoe ziet het lokaal er voor de kinderen uit? Kunnen ze het materiaal makkelijk pakken? Zien ze de dingen die je voor ze opgehangen hebt goed? Kunnen ze overal makkelijk bij? Oogt het lokaal rustig?

Tip 15 – Voorstelrondje of weekendkring

Een actieve activiteit om elkaar beter te leren kennen of om een weekendkring op een andere manier in te vullen.
Kennismaken: Vraag de kinderen die in het dorp / de stad waar je werkt wonen te gaan staan. Blijven er kinderen zitten? Vraag waar zij wonen.
Vraag de kinderen die een huisdier hebben te gaan staan. Vraag de kinderen die een kat als huisdier hebben te gaan zitten. Vraag de kinderen die een vis als huisdier hebben te gaan zitten. Vraag de kinderen die nog staan wat zij voor huisdier hebben.
Vraag de kinderen die niet aan sport doen te gaan staan. Vraag hen wat zij graag in hun vrije tijd doen.
Weekend: Vraag de kinderen die in het weekend ergens naartoe geweest zijn te gaan staan. Vraag de kinderen die blijven zitten wat zij gedaan hebben.
Vraag de kinderen die bij iemand op bezoek geweest zijn te gaan staan. Vraag hen bij wie ze geweest zijn.
Vraag de kinderen die ver weg geweest zijn te gaan staan. Vraag hen waar ze geweest zijn.

  • Een tip voor oudere kinderen:
    Schrijf verschillende onderwerpen om het in de kring over te hebben op briefjes en stop ze in een mooie pot. Denk aan onderwerpen die leven bij de kinderen, aan nieuwsitems, dingen die leven in de groep enzovoorts. Trek een briefje uit de pot en praat met de kinderen over dit onderwerp in de kring.
  • Zoek iemand die…
    Geef de kinderen een vel papier waarop verschillende zoekopdrachten staan. Zoek iemand die… als hobby voetbal heeft, een hond heeft, een broer heeft. De kinderen lopen door de klas en vullen de naam van een klasgenoot achter de verschillende vragen in.
    Voor een weekendkring stel je vragen als: Zoek iemand die… naar opa en oma geweest is, heeft gesport, in het bos heeft gewandeld, het hele weekend thuis was, tv gekeken heeft, uitgeslapen heeft, een boek gelezen heeft.

speurtocht buiten


Boek bekeken

– Voorkom lastig gedrag –

Een zij-instromer vroeg me om tips voor het ‘orde houden’. Ik had haar het boek Voorkom lastig gedrag van Anton Horeweg kunnen geven en ze was er waarschijnlijk enorm mee geholpen. Dit boek beschrijft namelijk precies wat je wilt weten over ‘lastig gedrag’ en vooral: hoe je ermee om kunt gaan. Het is een zeer makkelijk leesbaar boek (je hebt het in een paar uur uit) vol met tips, concrete voorbeelden en theoretische informatie over gedrag, moeilijk gedrag voorkomen, klassenmanagement, groepsvorming, probleemgedrag, drukke kinderen en kinderen die snel boos worden.

Ook als je al langere tijd voor de klas staat, is het fijn om dit boek eens te lezen. Het geeft je wellicht nieuwe inzichten, aha-momenten en bevestiging. Ikzelf kwam veel voorbeelden van leerkrachtgedrag tegen die ik toepas. Ooit heb ik bedacht, gevoeld, dat dit het juiste was, nu lees ik waarom dat inderdaad zo is.

Lastig gedrag of probleemgedrag

Mijn afstudeeronderzoek voor de Master EN ging over probleemgedrag. Ik onderzocht wat probleemgedrag is, of dit voor iedereen hetzelfde gedrag is en wanneer gedrag een probleem is. Deze vragen komen ook aan bod in het eerste deel van het boek. Hieruit blijkt dat het nog niet zo eenvoudig is om ‘lastig gedrag’ te omschrijven. Want inderdaad, wat is lastig gedrag? Wat voor de een als lastig wordt gezien, is voor de ander een uitdaging. Een kind dat zich bij de één ‘lastig’ gedraagt, is bij de ander gehoorzaam. En wanneer vind je een kind druk of lastig? Rekenen en taal zijn meetbaar, gedrag is dat niet.
Lastig gedrag is voor de meeste leerkrachten druk gedrag. Gedrag dat de orde verstoort. Eigenlijk is het probleemgedrag ‘gewoon gedrag’, maar de plek of het moment waar het gedrag wordt vertoont, maakt soms dat we het probleemgedrag noemen. Het is dan niet passend in de situatie. Kinderen vertonen meestal probleemgedrag als de omgeving niet aansluit bij hun onderwijs- of ontwikkelingsbehoeften.

Ik haal me enkele kinderen voor de geest. Ze vinden het lastig om stil te zitten in de kring, op hun beurt te wachten, reageren impulsief in het contact met klasgenoten. Tijdens het buiten spelen en de gymles rennen ze het hardst, hangen ondersteboven in het klimrek en winnen elk tikspel. Zijn deze kinderen druk en lastig? Of sluit het onderwijs dat ik geef niet altijd aan op hun behoeften? Ik bedenk kringactiviteiten waarbij de kinderen mogen bewegen en zorg ervoor dat ze de dagplanning weten, zodat ze zien wanneer er een bewegingsmoment is ingepland. Ik oefen de executieve functie ‘impulscontrole’ en vertel de kinderen dat ze dit kunnen oefenen, kunnen trainen. Zo worden ze er beter in. Ondertussen voel ik de druk: ‘laat het kind maar testen, hij heeft vast ADHD’. ‘Geef hem een pilletje, dan is hij rustiger’. Is dat de oplossing? Voor mij niet. Het kind zegt iets met zijn gedrag en daar moet ik iets mee. Ik pas de omgeving aan. Het kind kan er toch niets aan doen dat het schoolsysteem is ingericht op stilzitten en luisteren?

Gedrag is interactie en de manier waarop je naar het gedrag kijkt en erop reageert maakt of het gedrag uitdooft of versterkt. In de klassensituatie probeer je ‘lastig gedrag’ zakelijk te benaderen. Je laat je eigen emoties achterwege en handelt als professional, niet altijd als jezelf.


Preventie, aanpakken en ingrijpen

In Voorkom lastig gedrag wordt helder beschreven hoe je ‘lastig gedrag’ voor kunt zijn en hoe je van je klas een fijne groep maakt. Denk na over je planning, ben duidelijk naar de kinderen, besteed aandacht aan groepsvorming en behandel de kinderen ongelijk (in het boek lees je hier meer over).

Mijn tien gouden tips uit Voorkom lastig gedrag:
1. JIJ bent de baas en dat laat je merken ook. Kinderen komen om te leren. Bij jou. Daarom is het nodig dat iemand de leiding neemt en dat ben JIJ. Onderwijs is geen democratie.
2. Denk na over je klassenmanagement. Plan je dag nauwkeurig. Als je een goede planning hebt, kun je daar prima van afwijken. Zorg voor afwisseling tussen inspanning en ontspanning. Plan energizers en klasbouwers standaard in en kies ze met een doel.
Er is geen groep te vinden die effectief wordt gemanaged zΓ³nder regels en routines.
3. Op scholen waar veel kinderen met ‘probleemgedrag’ is het team een van de veroorzakers ervan. Ga met elkaar in gesprek, spreek basisregels af en leef ze na Γ©n voor. Ga met je duo-collega in gesprek: noem een situatie en bedenk beiden hoe je hierop zou reageren. Zitten jullie op één lijn of kunnen jullie één lijn trekken?
4. Heet de kinderen welkom bij de deur. Je hebt Γ©cht even contact met elk kind en je laat zien, hierachter is de klas, mijn domein.
5. Grijp in als dat nodig is. Negeren werkt niet altijd het best. Vroeg ingrijpen heeft twee grote voordelen: de ingreep blijft klein en het probleem wordt niet groot. Ingrijpen doe je op een vriendelijke, korte en weinig aandacht gevende manier.
6. Bedenk welke maatregelen je kunt nemen, welke technieken je hebt om de dag soepel te laten verlopen. Begin klein wanneer de orde wordt verstoord (negeren, stem een beetje verheffen, kind aankijken, naar een kind toelopen). Bedenk dat ‘eruit sturen’ heel schadelijk kan zijn voor een kind: je bent niets waard, je hoort er niet bij, je bent een slecht kind.
7. Behandel niet iedereen op dezelfde manier. Gebruik voor elk kind een andere aanpak, net als je doet bij rekenen en taal.
8. Ga er niet vanuit dat kinderen de regels meteen kennen. Leg de regel uit, vertel waarom je deze hanteert, oefen, herhaal, toets en leg opnieuw uit. Als een kind een rekensom niet begrijpt, blijf je uitleggen. Moeten ze gedragsregels wel in één keer snappen en kunnen toepassen?
9. Benoem vooraf wat je verwacht (wat moet er gebeuren en hoe). Voorkom onduidelijkheid.
10. Ben positief. Wees een voorbeeld voor de groep door je gedrag, de manier waarop jΓ­j de regels naleeft en je communicatie. Communiceer zoveel mogelijk op een positieve manier. Kinderen doen hun best en er zijn er altijd die zich wel aan de regels houden, focus je daarop. (‘Iedereen loopt door de klas.’ – er zitten zes kinderen op hun plek, ‘Iedereen praat door elkaar’ – er zijn tien kinderen stil).

Uit: Voorkom lastig gedrag

Wat had ik dit boek graag gelezen toen ik als leerkracht begon. Het neemt veel onzekerheid weg en geeft je handvatten voor je eigen leerkrachtgedrag. Het boek geeft je wat kinderen verdienen: een empathische, positieve, duidelijke leerkracht die gedrag ziet en kijkt wat erachter zit.

Boekentips

* Door op een boek te klikken, word je doorverwezen naar Bol. #affiliate